Twee PerspectieF’ers over euthanasie:
“Ik vind het moeilijk, maar ik ben er oké mee dat ik het moeilijk vind”
Het is een doodgewone vrijdagmorgen als ik met Evelijn en Marije afspreek in Ede. Al is “doodgewoon” misschien niet het meest gepaste woord in deze context. We gaan het namelijk hebben over een onderwerp dat letterlijk raakt aan leven en dood: euthanasie. Toen ik in de PerspectieF-appgroep vroeg of er mensen waren die ik kon interviewen over dit thema, reageerden ze allebei gelijk. Wanneer we elkaar dan face-to-face ontmoeten, vraag ik eerst naar de reden voor hun spontane reactie. Beiden hebben sterke gevoelens bij het thema euthanasie. Marije is geestelijk verzorger en heeft tijdens haar stage meegelopen met mensen in een euthanasietraject. Voor Evelijn, die in de jeugdzorg werkt, ligt het onderwerp nóg persoonlijker. Zij heeft namelijk een vriendin die een boek heeft geschreven over haar eigen euthanasietraject. Marije slaat de spijker op de kop wanneer ze opmerkt dat euthanasie “geen debat voor knuppels in het hoenderhok” is. Om die reden stel ik de twee PerspectieF’ers niet de vraag of ze vóór of tegen euthanasie zijn. Het is simpelweg een te moeilijk en menselijk vraagstuk.
Misverstanden
De bereidheid om geïnterviewd te worden komt niet alleen doordat beide hulpverleners persoonlijk in aanraking zijn gekomen met euthanasiegevallen, maar ook omdat ze zien dat er veel misstanden over bestaan. Euthanasie – in Nederland wettelijk mogelijk sinds 2002 – verwijst naar “handelen van een arts dat het leven van een patiënt op diens uitdrukkelijk verzoek beëindigt” (bron 1). Het euthanasieverzoek moet vrijwillig en weloverwogen zijn, en er moet sprake zijn van uitzichtloos en ondraaglijk lijden (bron 2). Dit lijden moet een medische oorzaak hebben, hetzij fysiek, hetzij psychisch. En daar stuiten we gelijk op een veelvoorkomend misverstand. Het merendeel van euthanasie vindt namelijk plaats bij fysiek lijden. In 2024 was er bij 53,7% van alle euthanasiemeldingen sprake van kanker. Bij 2,2% was er een psychiatrische aandoening (bron3). Zowel Evelijn als Marije merken op dat de focus te vaak ligt op euthanasie bij psychisch lijden, waardoor het debat wordt vertroebeld. In feite gaat het vaak om ziektes als kanker of ALS, wanneer patiënten wéten dat ze gaan sterven. Zonder euthanasie zou dat op een erg pijnlijke en/of langzame manier kunnen gebeuren. Het debat rondom psychisch lijden is vaak verhitter. Marije merkt op dat het dan moeilijker vast te stellen is wanneer iemand uitbehandeld is, maar Evelijn is het daar niet helemaal mee eens: “Mensen overschatten wat er mogelijk is bij psychisch lijden.” Het aantal bestaande therapieën dat je toe kunt passen is namelijk niet oneindig.
Er zijn nog meer misverstanden. Euthanasie is geen “normaal medisch handelen”. Het staat notabene in het Wetboek van Strafrecht, wat betekent dat een arts strafrechtelijk vervolgd kan worden als hij/zij de juiste procedures niet volgt. Euthanasie wordt bovendien vaak verward met palliatieve sedatie – iets wat wél valt onder “normaal medisch handelen” – waarbij het bewustzijn van een patiënt “opzettelijk wordt verlaagd” om het lijden aan het eind van het leven te verlichten (bron 4).
Nog een misvatting: een euthanasietraject is zó ingewikkeld en het vraagstuk zó heftig, dat euthanasie niet “hype-gevoelig” is. “Het is niet zoals: jij hebt een leuk horloge, dat wil ik ook,” merkt Evelijn droog op. Soms wordt er over euthanasie gesproken alsof het iets is wat men lichtvaardig aanvraagt en alsof artsen een verzoek zomaar inwilligen. Dat klopt niet. De twee PerspectieF’ers durven te stellen dat er geen grijs gebied is in de huidige wetgeving. Er zijn strenge criteria en euthanasie wordt niet “zomaar” toegewezen. Bovendien vragen patiënten niet “zomaar” om levensbeëindiging.
Daarbij komt dat een euthanasietraject veel méér omvat dan alleen een spuitje. “Een euthanasiebehandeling is een vorm van hulpverlening,” vertelt Marije, omdat er tijdens zo’n traject ruimte wordt gemaakt voor moeilijke vragen – vragen die normaal gesproken stuiten op schrik en een verkrampte reactie. Door deze vragen bespreekbaar te maken, erken je het lijden waar mensen doorheen gaan en sta je hen bij. Het komt geregeld voor (bron 5) dat patiënten met psychisch lijden hun traject vroegtijdig stopzetten omdat ze uiteindelijk tóch voor het leven kiezen.
Actuele debatten
De Euthanasiewet zit momenteel goed in elkaar, vertellen Evelijn en Marije me. Ze zijn voorstander van hoe die nu is en zijn fel tégen het wetsvoorstel voltooid leven. Op dit moment is levensbeëindiging zonder medische reden wettelijk niet toegestaan. Het “voltooid leven”-vraagstuk is existentiëler van aard en minder medisch dan het euthanasiedebat, aldus Evelijn. Marije voegt toe dat het eerste ten diepste om een eenzaamheidsprobleem gaat. Een Voltooid Leven-wet zou ouderen het idee geven dat ze een last zijn voor de samenleving. We moeten juist meer gemeenschappen opbouwen en het contact tussen ouderen en jongeren versterken, want “we zijn als samenleving niet compleet zonder ouderen”.
En hoe zit het dan met het standpunt van de CU dat euthanasie voor dertig-minners met ernstig psychisch lijden voorlopig stopgezet moet worden? Daar kunnen de twee partijleden zich niet in vinden. Ze noemen verschillende redenen: er is eerst veel meer onderzoek nodig naar de stijging van euthanasiegevallen onder dertig-minners, dertig is een arbitraire grens, een stopzetting zou mensen tussen wal en schip plaatsen. Dat laatste heeft te maken met een dieper probleem: de veel te lange wachtlijsten bij de GGZ.
Wat nu?
De gemiddelde lezer van dit artikel zal het probleem van lange wachtlijsten in de zorg niet kunnen oplossen. Wat kunnen we wél doen? Na een waardevol, diepgaand gesprek met Evelijn en Marije, stel ik hen de vraag wat voor tips ze hebben voor PerspectieF’ers als het om euthanasie gaat. Hoe moet je hier als jongere mee omgaan? En als christen? Het antwoord klinkt kort en krachtig. “Verdiep je in de procedures!”, roept Marije. Evelijn knikt en voegt toe: “Je kan alsnog naast iemand staan en vragen stellen, ook als je nog niet weet wat je van euthanasie vindt.” Ken de wet, ken de mensen en – zo waarschuwt Evelijn – ga niet zomaar met Bijbelteksten gooien als euthanasie slechts een abstract onderwerp voor je is. Beide PerspectieF’ers benadrukken dat we het zorgsysteem uiteindelijk zó in willen richten dat euthanasie überhaupt niet nodig is. Maar tot die tijd moeten we niet wegkijken of verlamd raken als onze naaste aangeeft geen lijden meer te kunnen verdragen.
Het blijft een moeilijk onderwerp. Maar zoals Marije opmerkt: “Ik vind het moeilijk, maar ik ben er oké mee dat ik het moeilijk vind.” En: “Ik hoop dat ik dit hele onderwerp nooit makkelijk ga vinden.” Daar kunnen we ons, denk ik, allemaal in vinden.