PerspectieF in de Eerste Kamer

dinsdag 22 juli 2003 00:00

Jongerendebat over de toekomst van Europa naar aanleiding van de Europese Conventie over de Toekomst van Europa..
Door: Rita Poppe, Commissie Internationaal

Donderdag 8 mei jongstleden vond er in het gebouw van de Eerste Kamer te Den Haag een debat plaats tussen leden van de Jongeren Europese Conventie, leden van de Europese Conventie en geïnteresseerde ‘andere’ jongeren. Dit was niet de eerste keer dat jongeren discussieerden over de toekomst van Europa. In juli vorig jaar werd er, op aandrang van deelnemers van de Europese Conventie, een Jongeren Europese Conventie georganiseerd, waaraan jongeren vanuit alle EU-landen van allerlei politieke kleur meededen. Deze jongeren kwamen na twee dagen overleg tot hun eigen inbreng voor de Conventie, hopend dat de Conventie iets met deze inbreng zou doen. Omdat het bleek dat de Conventie, hoewel zij jongeren uitnodigde, weinig deed met de inbreng van jongeren, werd er in Nederland nog een debat georganiseerd, om zo de Nederlanders die deelnemen aan de Conventie de visie van jongeren duidelijk te maken. De bijeenkomst in Den Haag was niet zo internationaal als de eerste bijeenkomst, maar bracht wel veel jongeren samen, weer van allerlei politiek kleur en leverde over en weer flink wat discussie op. Een steeds terugkerend element in de discussie was wat de burger weet over Europese zaken en wat de inbreng en invloed is van burgers op het Europese besluitvormingsproces. Juist hierom wil ik het in dit artikel niet zozeer hebben over wat er precies allemaal op die middag in mei is gezegd, maar wat de Europese Conventie over de Toekomst van Europa precies is en doet, en wat de rol en het belang van de burger zijn.

De Europese Conventie over de Toekomst van Europa
Tijdens een bijeenkomst van Europese leiders te Laken werd er, met name na aandringen van vertegenwoordigers van het Europees Parlement, besloten tot het beleggen en organiseren van een Europese Conventie over de toekomst van Europa. Deze vraag naar een zo’n conventie moet gezien worden in het licht van de komende uitbreiding en de vraag wat de toekomst van de EU is. De EU staat voor de grootste uitbreiding sinds haar oprichting. Al in Amsterdam en Nice waren tijdens zogenaamde Intergouvernementele Conferenties (IGC), waar de Europese leiders bijeenkomen, pogingen gedaan om te komen tot een herziene inrichting om zo blijvend functioneren van de EU te garanderen. In Amsterdam en Nice werden er echter weinig opzienbarende vorderingen gemaakt. Om te voorkomen dat tijdens een volgende IGC weer weinig resultaat zou worden geboekt, werd er besloten een Conventie te houden. Hierin zouden nationale regeringsvertegenwoordigers, nationale parlementsleden, leden van het Europees Parlement, Commissievertegenwoordigers etc deelnemen. De Conventie zou zich met name gaan richten op het inventariseren en voorbereiden van de komende IGC. Een conventie bood de mogelijkheid en de tijd om vrijuit te spreken en te discussiëren zodat er goede voorstellen voor de IGC zouden komen, waar men niet makkelijk meer omheen zou kunnen. De eigen regeringsvertegenwoordigers en volksvertegenwoordigers hadden er immers al overeenstemming over bereikt. Hiermee wordt de kans op succes tijdens de IGC vergroot en daarmee de levensvatbaarheid van de EU. Een andere reden voor een conventie over de Toekomst van Europa is het feit dat regeringsleiders, met name van Duitsland en Frankrijk, vragen opriepen over de toekomst van de Unie. Het feit dat het gevoelige onderwerp van een nieuwe inrichting van de Unie op de agenda van een Conventie en de daaropvolgende IGC staat, is voor een groot deel te verklaren vanuit het succes van de integratie. Via de communautaire methode kon er sprake zijn van vergaande integratie, hoewel dit niet altijd even soepel verliep. De communautaire methode houdt onder andere een samenspel van de Raad, het Europees Parlement en de Commissie in, maar bovenal een mate van depolitiseringsvermogen. Vraagstukken worden ontdaan van hun conflictueuze, nationale lading en het besluitvormingsproces en de vraagstukken zelf zijn technocratisch en gejuridiseerd, waarbij elementen als compromisvorming, package-deals en consensus een grote rol spelen. Dit is met name van toepassing op de eerste pijler van de EU (landbouw, interne markt etc) waar politiek gevoelige kwesties buiten beschouwing kunnen worden gelaten. Het integratieproces wordt daardoor niet verstoord door gevoelige kwesties waarover geen overeenstemming kan worden bereikt. Echter, het succes van deze communautaire methode, dat is vergaande integratie, brengt met zich mee dat er politiek gevoelige kwesties op de agenda komen te staan. De integratie raakt steeds meer de nationale lidstaat in haar soevereiniteit, de burger krijgt steeds vaker te maken met de gevolgen van integratie en de veranderende wereldverhoudingen vragen steeds meer een duidelijke positie van de Europese Unie. De Europese Conventie is een van de duidelijkste uitingen van het proces dat integratie politiek gevoelige onderwerpen met zich meebrengt, dat er sprake is van een toenemende politisering. De Conventie heeft vooral politiek gevoelige onderwerpen op het lijstje staan. Een van de minpunten van de conventie op dit gebied is echter, dat bijvoorbeeld Duitsland en Frankrijk de zaken van de Conventie zo belangrijk achten, dat zij hun hoogste regerings-vertegenwoordigers hierheen afvaardigen. Dit brengt de informele discussie in gevaar en vergroot de politieke lading van de Conventie. De IGC zal dan moeite hebben om kritisch naar de voorstellen te kijken.

De zaken waarover de Conventie zich buigt
Een van de dingen die het meest in het nieuws is geweest met betrekking tot de werkzaamheden van de Conventie zijn de voorbereidingen op een Europese Grondwet. Alleen al de preambule kreeg de nodige aandacht, getuige de kop op de voorpagina van het Nederlands Dagblad van vrijdag 30 mei 2003: ‘Europa verwijst niet naar God’. De tekst onder de kop wijst de lezer er echter op dat er wel ‘een uitgebreide openingszin, die verwijst naar spirituele en humanistische waarden’ in voorkomt. Naast het opstellen van een Europese Grondwet houdt de Conventie zich bezig met subsidiariteit (wat kan het beste op Europees niveau en wat op nationaal niveau geregeld worden), eventuele rechtspersoonlijkheid van de Unie, de rol van nationale parlementen in het besluitvormingsproces, hoe de EU naar buiten moet en kan (op)treden en vereenvoudiging van de EU in inrichting en besluitvorming. Dit alles gericht op het oorspronkelijke doel van de Conventie om hervorming van de EU met een zo groot mogelijk draagvlak en zo transparant mogelijk voor te bereiden.
Een van de grootste vragen die opkomen bij deze poging tot vergaande integratie is wat men voor ogen heeft met de EU. Met andere woorden de kwestie van de finaliteit van de EU. Spreken over een grondwet van de unie en het inrichten van de unie gericht op de toekomst brengt onherroepelijk vragen met zich mee wat een ieder die zich hiermee bezig houdt voor heeft met de EU. Moet de EU een federale structuur krijgen, waarbij de afzonderlijke lidstaten lid zijn van de federatie en veel van hun macht overgeheveld hebben naar het bovennationale orgaan? Of moet de EU juist een structuur krijgen die zoveel mogelijk bevoegdheden bij de nationale staten laat en alleen waar het nodig is bevoegdheden overhevelt naar ‘Brussel’?

Rol en belang van de burger
Het belang van de burger is met name gelegen in het feit dat de onderwerpen waarover de Conventie zich buigt direct van invloed zijn op ‘het burgerleven’. Een Europese Grondwet zal op iedere EU-burger van toepassing zijn, wat rechten en verplichtingen schept. De Conventie is immers niet meer dan een voorbereiding op de komende Intergouvernementele Conferentie, waar lidstaten, zonder de Europese Commissie en het Europees Parlement, een besluit nemen over de voorstellen van de Europese Conventie. Ook de richting van de Europese integratie en samenwerking die de Conventie voorstaat, is van invloed op burgers. Het maakt immers nogal wat uit of het doel van de integratie een federatie is of een vergaande vorm van samen-werking. In het geval van een federatie, zal de Europese Unie de belangrijkste wetgevende instantie zijn, die de beslissingen op budgettair terrein, buitenlandbeleid etc. neemt. In het geval van vergaande samenwerking zal er ook veel besluitvorming uit de EU-koker komen, waarschijnlijk nog meer dan nu het geval is, maar zullen de lidstaten het laatste woord houden.Omdat de EU ernaar streeft de transparantie en de rol van de burger te vergroten en omdat de burger steeds meer onderdeel is van genomen besluiten, zijn er duidelijke pogingen ondernomen de burger bij het geheel te betrekken. Allereerst is dit te zien in de openbaarheid waarmee de Conventie te werk gaat. De website van de Europese Unie, en met name van het Europees Parlement zijn hier een goed voorbeeld van. Alle voorstellen, reacties hierop en besluiten zijn hier weergegeven. Ten tweede is op dezelfde EU-site een poging van het Griekse voorzitterschap te zien om burgers direct te betrekken. Hiervoor is e-vote geïntroduceerd, waarbij het mogelijk is om over een bepaald onderwerp, ook de Conventie, je mening te geven door middel van het beantwoorden van een vragenlijst en aan het eind je vragen te stellen en opmerkingen te maken. Dit lijkt een goed initiatief, al moet nog blijken wat er met de meningen van burgers gedaan wordt en wat voor soort publiek de vragenlijsten invult. Iets anders wat ook met enige regelmaat ter sprake wordt gebracht, is het instellen van een referendum, ook in Nederland. Hier is echter behoorlijk verdeeldheid over, niet alleen onder de Nederlandse delegatieleden, maar ook onder de jongeren in de zaal van de Eerste Kamer op die middag in mei. Velen zijn voor, met het idee dat een referendum een burger een duidelijke stem geeft en zo invloed verschaft, maar ook dat een referendum burgers dwingt over zaken na te denken en politici dwingt tot het ‘verkopen’ van de kwestie. Ook Frans Timmermans van de PvdA is voor. Niet omdat hij een referendum nou zo’n prachtig instrument vindt, maar om pragmatische redenen. De mogelijkheid die een referendum de burgers biedt om hun mening te geven, voorkomt dat burgers menen dat ‘Europa’ van alles beslist zonder dat de mening van burgers gehoord wordt. Tegenstanders van een referendum halen aan dat de burgers al vertegenwoordigt zijn, dmv hun nationale regering en parlement, waarvan beide vertegenwoordigers hebben in de Conventie, en door het Europees Parlement. Burgers laten hier echter te vaak de kans liggen tot contact met hun vertegenwoordigers. Toename hiervan vergroot de invloed en betrokkenheid van burgers. Ook wordt genoemd dat burgers eerst bewust moeten zijn van wat er allemaal op EU-niveau speelt, wat hun belang is en hoe zij invloed uit kunnen oefenen. Hier ligt een rol voor de Europese Unie, met name voor het Europees Parlement, maar ook voor nationale politici en media. Betrokkenheid van burgers vraagt echter bovenal ook inzet van de burger zelf. Zonder inzet van burgers geen betrokkenheid van hen. Daarom ook aan jou de taak je in te zetten voor Europa omdat de inrichting en richting van de EU ook van invloed is op jouw leven!

« Terug

Reacties op 'PerspectieF in de Eerste Kamer'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2003

december

november

oktober

september

juli

juni

mei

april

maart

februari

januari