Column 'Shariaverbod: zinvol of overbodig?' (Christelijk Weekblad)

vrijdag 18 maart 2011 07:47

Vlak voor de Provinciale Statenverkiezingen opperde Roel Kuiper, lijsttrekker van de ChristenUnie voor de Eerste Kamer, het plan om een shariaverbod op te nemen in de (preambule van de) Grondwet. In een poging te laten zien dat ook de ChristenUnie scherp de ontwikkelingen van de islam in Nederland in de gaten houdt, pleitte Kuiper ervoor dat er in Nederland geen ruimte is voor de sharia. Hoe goed de bedoelingen ook zijn, het expliciet verbieden in de grondwet getuigt eerder van een angstreflex dan dat het vertrouwen uitstraalt in ons eigen rechtssysteem.

Allereerst is een shariaverbod lastig te implementeren, omdat de sharia (islamitische wetgeving) niet eenduidig te kwalificeren is. In de islamitische wereld is er geen overeenstemming over wat de sharia exact inhoudt en het is ook nergens op papier vastgelegd. Toch heeft iedereen een beeld bij de sharia, wat vaak gerelateerd wordt aan het afhakken van handen en andere gruwelijke zaken. Deze ‘sharia’ hoeft niet expliciet verboden te worden omdat deze vorm - verbonden met de fundamentalistische, politieke islam - nu al impliciet is verboden in de Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De fundamentele rechten en vrijheden die zijn opgenomen in de Grondwet en het EVRM bieden bescherming tegen zaken als bijvoorbeeld het afhakken van handen en eerwraak.

Daarnaast is een invoering van de sharia via democratische weg ook expliciet verboden door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Een verbod op de Turkse islamitische AK-partij, die een invoering van de sharia voorstond, werd door het Hof rechtmatig geacht. Hoofdargument was daarbij dat de sharia niet verenigbaar is met de fundamentele principes van de democratie en ook scheiding tussen kerk en staat niet meer verzekerd is.

Als een expliciet verbod overbodig is, hoe kan dan wel die gedachtegang van Kuiper - dat er in onze westerse samenleving geen ruimte is voor religieuze wetshandelingen die in strijd zijn met onze democratische grondbeginselen - worden benadrukt in de Grondwet? Daarvoor is het goed te kijken naar de voorstellen die de staatscommissie Grondwet eind vorig jaar heeft gedaan. De staatscommissie heeft in haar onderzoek naar modernisering van de Grondwet onder andere voorgesteld de volgende bepaling op te nemen: “Nederland is een democratische rechtsstaat; de overheid eerbiedigt en waarborgt de menselijke waardigheid, de grondrechten en de fundamentele rechtsbeginselen; openbaar gezag wordt alleen uitgeoefend krachtens de Grondwet of de wet.” Een zinsnede die uitgaat van de kracht van fundamentele mensenrechten en impliciet de shariawetgeving verbied.

Een algemene bepaling verdient de voorkeur boven een preambule. Dit omdat  een bepaling een juridische status heeft en een preambule niet meer inhoudt dan een ‘voorwoord’. Een algemene bepaling kan dan ook meegenomen worden in de afweging die een rechter moet maken. Het vreemde is echter dat een Nederlandse rechter formele wetten (wetten die tot stand zijn gekomen door parlement en regering) wel kan toetsen aan Europese en internationale verdragen, maar niet aan de eigen Grondwet (Grondwet, artikel 120: ‘De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen’). De verklaringswet-Halsema probeert hier een einde aan te maken door toetsing aan de Grondwet mogelijk te maken. Helaas ontbreekt op dit moment een tweederde Kamermeerderheid om de Grondwet op dit punt te wijzigen. Vooral de rechtsere partijen lijken af te haken omdat zij vrezen dat de rechter de overheid constant terugfluit wanneer zij teveel inbreuk maakt op de rechten van de mens. Daarmee zou de beweegruimte van de overheid teveel worden beperkt.

Toch hoeven we niet te wanhopen als het voorstel Halsema het niet haalt en constitutionele toetsing aan de Grondwet verboden blijft. De rechter in Nederland kan namelijk al toetsen aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en indien nodig kan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens nog bijspringen. Wel is het belangrijk dat de waarden van ons rechtsbestel expliciet worden gemaakt. Het middel van de algemene bepaling die de staatscommissie aanreikt lijkt daartoe geschikt. En dankzij de Nederlandse Grondwet en internationale verdragen worden veel handelingen van de sharia al verboden. Een angstige reflex om de sharia te verbieden is dus overbodig. Dankzij de kracht van onze Grondwet en internationale verdragen is er al geen ruimte voor deze islamitische wetgeving. En dat is toe te juichen.

Deze column is geschreven door Robert Heij (voorzitter PerspectieF) en verscheen op 18 maart 2011 in het Christelijk Weekblad.

« Terug

Reacties op 'Column 'Shariaverbod: zinvol of overbodig?' (Christelijk Weekblad)'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2011

december

november

oktober

september

augustus

juli

juni

mei

april

maart

februari

januari